Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [100]Zie dan [101]de goedertierenheid en [102]de strengheid van God; de strengheid wel [103]over degenen, die gevallen zijn, maar de goedertierenheid [104]over u, [105]indien [106]gij in de goedertierenheid blijft; anderszins zult ook gij [107]afgehouwen worden. 100. Dat is, let dan wel in deze zaak op beide deze eigenschappen Gods, die zich daarin vertonen. 101. Of, goedaardigheid; dat is genade, barmhartigheid. 102. Grieks, afsnijding, of afgesnedenheid, preciesheid, gelijk degenen, die straf zijn, hunne woorden kort afsnijden; dat is, strenge rechtvaardigheid. 103. Dat is, over de Joden, die in ongeloof zijn gevallen, en daarom van God rechtvaardig zijn verstoten, namelijk om door hun voorbeeld vermaand en gewaarschuwd te worden, u te wachten dat gij niet mede tot ongeloof vervalt, en alzo ook met hen niet rechtvaardig verstoten wordt. 104. Namelijk die uit de heidenen genadig geroepen zijt, zonder enige uwer waardigheid of verdienste; om daardoor vermaand te worden, dat gij tegen de Joden niet behoort te roemen. 105. Dat is, in den stand der genade en des geloofs, waarin gij door de genade en goedertierenheid Gods gesteld zijt. Zie dergelijke wijze van spreken vs.31. 106. De apostel spreekt hier ook van het gehele lichaam der geroepen heidenen, gelijk vs.17. 107. Namelijk als onnutte takken; Joh.15:2,6. Dat is, verstoten worden.